ENGLISH

 

“CHIN, neck, tittie,” en dan wijs je achtereenvolgens naar je kin, hals en borst. Zo spreek je Schenectady uit, zei de mevrouw die er was opgegroeid, en nee, ze was niet Dutch zoals zowat iedereen daar, maar Italiaans. Niettemin, ze kreeg de meeste straatnamen uit haar jeugd moeiteloos uit de mond: Guilderland, Apeldorn, Van Velsen, Amsterdam, Van Dyke, en de Netherlands Boulevard.

Sommige ervan lopen net buiten de stadsgrens, in de buurgemeente, Rotterdam. De meeste mensen daar zien geen verschil. Vroeger was het één stad, nu zijn het er twee, maar het is evengoed nog steeds één gemeenschap. Van alles en nog wat is er Dutch. Rotterdam kent veel meer van die Hollandse straatnamen waar iedereen elke dag langskomt zonder er bij stil te staan: Van der Vere, De Witt, Van Cortland, Schuyler, Remsen, Veeder, Van Guysling, van de familie Van Gijseling uit Zeeland, en de Holland Road. Twintig minuten verderop ligt Amsterdam.

ROTTERDAM en Schenectady liggen in het hart van Amerika’s oorsprong. Geschiedenisboekjes hebben het over Nieuw Amsterdam en Piet Minuit die namens de West Indische Compagnie voor een grijpstuiver Manhattan kocht. Maar waar Amerika echt begon, was een stuk verder stroomopwaarts als je de Maurits Rivier volgde, later Noordrivier genoemd, en uiteindelijk beter bekend als de Hudson. Fort Oranje, Beverwijck, waar de Mohawk-rivier uitmondt in de Hudson.

Albany ligt daar nu, de hoofdstad van de staat New York, vlak naast Schenectady en Rotterdam. De stad Rensselaer, genoemd naar de man uit Nijkerk die vanuit het WIC-hoofdkwartier in Amsterdam als een CEO de BV Amerika uit de grond stampte. Plaatsen als Colonie, ooit bedoeld om als Hollandse kolonie te dienen, Voorheesville, genoemd naar de familie uit Drenthe, Coeymans, een herinnering aan molenaar Barend Kooijmans.

DIT WAS waar Hollanders grote stukken land kochten van Mohawkstammen, overwegend vreedzaam, deels omdat de plaatselijke indianen geen concept hadden van landeigendom. De natuur had je in beheer, in bruikleen, maar de eigenaar ervan was de natuur zelf, het Grote Opperhoofd in de hemel. Die Hollanders met hun wapentuig en hun welkome vaten met vuurwater, die goed betaalden voor de pels van de bevers die de indianen vingen, die mochten wat hen betrof best een poosje de huur overnemen. En zo ging het land, perceel na perceel, over in handen van Nederlanders.

Amsterdam had geen directe verbinding met de oceaan, er was geen Noordzeekanaal. Je moest het IJ uit, de Zuiderzee opvaren en dan bij Texel de Noordzee op. Je voer sneller de oceaan op vanuit Rotterdam, waar Maas en Rijn samen in zee uitmondden. In de Rotunda van het Amerikaanse Capitool is dat in beeld gebracht, een groot schilderij van de Leidse opvarenden van de Mayflower, op punt van vertrek uit Delfshaven. Rotterdam was vaak het laatste stukje Europa dat emigranten op weg naar Amerika zagen.

Dat was de reden om die stad in de staat New York Rotterdam te noemen, een eerbetoon aan het laatste afscheid van Holland. Waar? Wel, achter die gindse dennenbomen, of zoals de Mohawks zeiden: skah neh tati. Hollanders vonden dat een leuk woord, vandaar dat ze het nooit vernederlandst hebben. Althans, niet aan de westkant van Albany. Aan de andere kant van de stad lag ook een reusachtig dennenwoud, daar maakten ze officieel Grenenbos van. Dat heet nu Greenbush, maar het betekent dus hetzelfde als Schenectady.