Door Jan Emous
TUSSEN juli en oktober 1972 –ik was toen 18- reed ik op de brommer –een zilvergrijze Mobylette model EEG met driehoekig tankje onder het zadel en zonder, ik herhaal zónder vering, maar wat wil je ook voor 399 gulden nieuwprijs-, enfin met die brommer dus reed ik met enige regelmaat door de Albertus Perkstraat in Hilversum. In een villa aan die straat werkte een familielid van me, bij een splinternieuw bedrijf, Intomart. Dat hield zich bezig met kijk- en luisteronderzoek, ze waren destijds pioniers, en ze hadden gigantische computers. Dat vond ik allemaal nogal interessant. Ik ben er vaak geweest.
Ik was -en ben- een enorme fan van de Beach Boys. Tegen heug en meug. Want je moest in het studentikoze milieu echt niet met de Beach Boys aankomen. Zelfs niet nadat voorman Brian Wilson zes jaar eerder het meesterwerk Pet Sounds had gemaakt, de evenknie van Sgt Pepper. Zelfs niet nadat zijn broer Carl met zijn van god gegeven stem het mooiste popliedje aller tijden had gezongen: God Only Knows. De Beach Boys, dat was dat bandje met stomme liedjes over surfen en auto’s. En die Brian Wilson was een gestoorde gek.
Brommerend over die Albertus Perkstraat, ongeveer honderd meter voor mijn bestemming, zag ik op een middag een oploopje. Een grote Mercedes stond dwars over de weg met de achterbumper tegen een enigszins ingedeukt tuinhek. Ik reed eromheen en sloeg er verder geen acht op. De computers van Intomart waren boeiender en bovendien had ik ontdekt dat dat hele kijk- en luisteronderzoek in die tijd nogal onbetrouwbaar was. Mensen moesten met de hand in boekjes bijhouden wat ze keken en luisterden en dachten dat Intomart het fijn zou vinden als ze opschreven dat ze de hele dag naar alle radiozenders luisterden en ’s avonds altijd keken naar alle twee de nationale tv zenders. Die onzin werd aan die computer gevoerd. Het bedrijf ging me hoe langer hoe meer boeien.
De volgende dag las ik in de regionale krant, De Gooi- en Eemlander, dat een driejarig jochie van Amerikaanse komaf op de Albertus Perkstraat ongeveer tien meter had joy-gereden met de auto van zijn vader. Persoonlijke ongelukken hadden zich niet voorgedaan, alleen het tuinhek van de overburen had enige schade opgelopen. Dat haalde toen dus de krant. Ontroerend vind ik dat nu. De kleuter had de auto, die naast een huis op de oprit stond, van de handrem gehaald en daarna was de wagen achteruit gaan rollen. De eigenaar van een fietsenmakerij in dezelfde straat werd door de krant geïnterviewd. Ach ja, het waren Amerikanen hè.
Die vonden het heel gewoon dat kinderen al heel jong met auto’s in de weer waren. Dat scheen daar te kunnen. Maar hier dus niet. Ja, hij had de overbuurman erover gesproken. Het was allemaal goed afgelopen, dus waar hadden we het over? Het spreekt vanzelf dat ik de dag daarop even een blik naar dat Amerikaanse huis wierp. De Mercedes stond er weer. Er liep ook een vrouw naast het huis. Ze riep iets. Zou die kleuter nou alweer achter het stuur zitten? De week erna reed ik nog zeker een keer of acht door de straat, maar er gebeurde niks bijzonders. Soms stond de Mercedes er, soms niet. Meestal was ie weg in de middag. Mijn belangstelling verflauwde.
Tot het moment dat ik net langsreed toen die Amerikaan uit de auto stapte. Een wat bolle dertiger met een baard en wapperende achterovergekamde manen. Een paar honderd meter verderop dacht ik: Het zal toch niet? Ik besloot dat ‘niet’ het meest waarschijnlijk was.
Toch liet het me niet meer los. Als ik door de straat reed vond ik het passeren van het Amerikaanse huis inmiddels net zo belangrijk als mijn bezoek aan Intomart. En natuurlijk gebeurde het: een week later stond ie er weer, naast dat huis. Het was ‘m. Het was Carl Wilson. Of anders z’n tweelingbroer. Nee, dit was ‘m echt. Ik reed zo casual mogelijk door. Zou Carl me gezien hebben?
En nu werd het een obsessie. Ik reed helemaal niet meer naar Intomart, wat kon mij die klotecomputer schelen, ik reed langs Carl Wilson z’n huis. En na veertien dagen gebeurde het. Ik zwaaide naar ‘m en riep Hi. Hij keek me aan, geloof ik. Ik pijnigde m’n hersens over dit alles. Wat deed Carl hier? De band was een paar jaar geleden in het Concertgebouw in Amsterdam geweest, maar verder hadden ze hier toch niks te zoeken? Zou ik misschien die fietsenmaker eens moeten aanspreken? Die wilde natuurlijk niks zeggen. Die had natuurlijk met Carl afgesproken dat hij zou doen alsof z’n neus bloedde als iemand ernaar vroeg. Voor je ’t wist zouden er honderden idioten met brommers voor dat huis staan voor een handtekening. Nee, de fietsenmaker was geen optie. Ik luisterde eens extra naar het Veronica Popjournaal van Lex Harding. Die meldde ook al niks.
Ik zou het zelf moeten doen. Gewoon, ernaartoe, aanbellen. Hello Carl. I’m a big fan of yours. En dan zou Carl me natuurlijk vertellen wat ie allemaal aan het doen was. En dat ik, als ik daar zin in had, best mee zou mogen naar een repetitie van de band. En dat Holland een heel leuk land was met kastelen en koeien en of ik van kroketten hield en hagelslag, dingen die ze bij hem thuis in de States helemaal niet kenden.
Ik zou er achter komen dat de band in Baambrugge een eigen studio had laten bouwen midden in het weiland, met de voor die tijd meest geavanceerde apparatuur. Dat alle Beach Boys een paar maanden in Nederland woonden, in Bloemendaal, Laren, Amsterdam en dus in Hilversum. Dat hun album begin volgend jaar zou worden uitgebracht en Holland zou gaan heten. Dat Carl zelf erg trots was op zijn zang op Trader, een nummer over Amerikaanse onderdrukking en Hollandse koopmansgeest. Of zoiets. Dat ze de opnamen wel eens stillegden omdat er hoorbaar koeien om de studio liepen. En uiteindelijk zou ik een dagje meegaan met Carl, naar Baambrugge, om te ontdekken dat ze allemaal heel hard werkten en heel aardig waren en soms een broodje gingen halen in een naburige snackbar. En nee, Brian Wilson was er vandaag niet, want die zat in Laren te werken aan een sprookje, waarvan ze nog niet wisten of het ooit af zou komen.
Zo moest het gaan. Maar het ging niet zo.
Want inderdaad, ik heb het uitgerekend, ik moet in de Carl-periode minstens honderd keer langs zijn huis zijn gereden. Op weg naar Intomart. En ik ben inderdaad langs dat incident met die auto gereden. Maar ik heb al die tijd niet geweten dat een van mijn idolen daar woonde. Holland is trouwens een prachtplaat. Een van de mooiste Beach Boys albums. Echt waar.
Journalist Jan Emous was jarenlang presentator bij Radio Noord Holland en op Radio 1 bij NPO’s Nachtvluchten, en in Maryland richtte hij Paperback Radio op. Hij presenteert Muziek van kust tot kust op 40UP Radio (klik voor link).