EEN BESCHUIT heet in Amerika een rusk, maar jarenlang niet in Indiana, niet op de katholieke Notre Dame universiteit. Daar heette het de Notre Dame bun, met dank aan broeder Willibrord Polman uit Zevenaar. Hij was een tijdlang het hoofd van de bakkerij in de school.
Studenten doen soms rare dingen, en de Bun Run is daar een van. Dan rennen ze op de zondagavond voor de laatste examens in hun blote kont kriskras door de campus. Nu denken ze daar allemaal dat Bun een verwijzing is naar hun billen, maar dat is incorrect. De Notre Dame bun is van origine een Hollandse beschuit, en de Bun Run komt daar vandaan.
Broeder Polman heette eigenlijk Gerrit, maar bij de congregatie van het Heilig Kruis maakten ze daar Willibrord van. Hij mocht tot de orde toetreden op voorwaarde dat hij in Amerika op Notre Dame een bakkersvacature zou opvullen, en dus maakte hij op 27-jarige leeftijd de oversteek. Jarenlang wist niemand onder de studenten dat hij echt een frater was, want ze zagen hem zelden of nooit in zijn pij. Broeder Willibrord zag eruit als een bakker, in het wit, met meel overal. Hij bakte hun brood. En hun beschuit, elke ochtend bij het ontbijt.
HIJ WAS eenzaam. Aan de wand in zijn cel hingen foto’s van vroeger in Zevenaar, en op een dag schreef hij aan de familie dat hij het leuk zou vinden als zij ook naar Amerika zouden komen. Er was werk genoeg voor hen op de bakkerij. Neven August en Henk Eykholt zeiden ja, dat wilden ze wel. Ze spraken geen woord Engels, maar dat leerden ze net zo snel als het bakken van brood en beschuit, en het eind van het liedje was dat Henk in de stad Goshen, vlakbij, een eigen bakkerij begon.
Die staat er nog steeds, Dutch Maid Bakery. De maid was zijn eigen dochtertje, Harriet. Die droeg hij op handen. De buren heten Joldersma, Hoogenboom, Ozinga, Snijder. Geen wonder dat in Goshen ook de fabriek staat waar ze een van Amerika’s populairste kampeerwagens maken, de Dutchmen.