“VAN WIE is die zandbank?” vroeg Kees de Wees uit Beverwijk op een dag. Dat wisten ze niet op het eiland. Het heette Vanderhorst Island, naar Arnold Vanderhorst uit Breda die gouverneur van South Carolina was geweest, maar die was inmiddels dood. En dus vroeg Kees aan de overkant van het water, in Charleston, of hij het mocht hebben. Dat mocht. Kees bouwde er een scheepswerf en noemde het Dewees Island. Zo heet het vandaag, 250 jaar later, nog steeds.
De meeste mensen kennen het niet. Dat komt doordat het buureiland, half zichtbaar vanaf Dewees, recht voor de haven van Charleston, gegrift staat in Amerika’s geschiedenis. In 1861 werd Fort Sumter aangevallen door opstandelingen die de slavernij niet afgeschaft wilden zien. Het was het startschot voor de Amerikaanse Burgeroorlog.
ZOALS ALLE burgeroorlogen was het een rot oorlog, eentje die sneed door de ziel van het land omdat niet zelden families onderling tegen elkaar vochten. Immers, het conflict betrof niet alleen de vraag of mensen met een niet-blanke huidskleur minderwaardig waren, maar ook wie het in Amerika voor het zeggen had: de federale overheid of elke deelstaat voor zichzelf. Daarom gebruikt menigeen in het zuiden van Amerika nog steeds niet de term ‘civil war’, maar hebben ze het daar over ’the war between the states’.
De Burgeroorlog duurde vier jaar en werd beslist met vijftig grote en honderd kleinere veldslagen. Er waren al met al bijna drie miljoen man onder de wapenen. De regering van Abraham Lincoln had twee keer zoveel manschappen beschikbaar als het opstandige zuiden, maar daar hadden ze generaal Robert E. Lee, terwijl Lincolns bevelhebbers niet graag vochten. Driekwart miljoen soldaten sneuvelden, een miljoen anderen raakten gewond of ziek. De schade aan het land liep in de honderden miljarden dollars. En op Dewees Island merkten ze daar allemaal niets van, want Lincoln stuurde meteen z’n marine erop af en sloot het eiland en de scheepswerf af van de buitenwereld om een eventuele herhaling van de aanval op zo’n eiland te voorkomen.
GENERAALS van Hollandse afkomst vochten plenty mee, inclusief brigade-generaal John Thomas Deweese, rechtstreekse familie van Kees, en de generaals Van Alen, Van Derveer, Van Cleve, Van Vliet, Van Wijck en Vandever, maar per saldo werd de Amerikaanse Burgeroorlog toch beslist door twee heren die uit Noord en Zuid Holland stamden. De president zelf, Abraham Lincoln, over wie ze in Hoorn nog steeds steggelen over of hij nou wel of niet een nazaat van de familie Haring was, en het achterkleinkind van de familie De Lannooij uit Leiden, generaal Ulysses Grant.
Toen president Lincoln in een theater werd vermoord, hoorden ze dat op Dewees Island de volgende dag. Ze juichten, want ze vonden daar nog steeds dat ze recht hadden op hun eigen slaven. Dat zijn ze in South Carolina nog heel lang blijven vinden.
Totdat gouverneur George Bell Timmerman, zoon van Joris Timmerman en Marie van de Voort, geen gouverneur meer wilde zijn, maar rechter. Hij had spijt van zijn eigen rassenhaat en stapte in 1974 naar het Hooggerechtshof in Washington. Zwarte mensen werden in South Carolina onrechtmatig bejegend, bepleitte hij. Timmerman kreeg gelijk.