ENGLISH

 

DE FAMILIE Nieuwenhuis die naar Amerika emigreerde, spelde op den duur hun naam als Newhouse. Logisch, net als het gezin Kuiper dat zich Cooper ging noemen, Molenaar werd Miller en Jansen werd Jones of Johnson. Gebeurde overal, links en rechts. Timmerman werd Carpenter, Willems werd Williams en Oberink werd O’Brink. Smid werd Smith.

Dat is wel een interessante, want smid was een veel voorkomend en noodzakelijk beroep. Dus niet alleen Nederlandse families werden in Amerika Smith, maar ook Duitse families Schmidt, Fransen met de naam Ferrier, Italiaanse Ferraro’s, Mexicanen die Herrero heetten en Hongaren die van huis uit Kovacs waren. Dat wil zeggen, als ze tot de vroege immigranten behoorden. Duitsers, Ieren en Italianen kwamen doorgaans pas halverwege de negentiende eeuw. Vaak bleven die hun oorspronkelijke naam houden. Dat gold ook voor de tweede golf Hollanders. Vroege immigranten assimileerden niet zelden hun naam: Van der Donck werd Onderdonk. Latere arrivanten clusterden veelal met andere Hollanders en daarom bleven bijvoorbeeld de families Muilenburg (Boeings vorige ceo) en Huizenga (Amerika’s grootste vuilnisophaler) in Orange City, Iowa gewoon zo heten.

HET GOLD eveneens voor de Ieren, maar die brachten vanzelf al een Engelse spelling mee, dus Kennedy bleef gewoon Kennedy – ook al was er niks gewoons aan die naam. Kennedy is een oud Keltisch woord, en het betekent rotkop, ugly head. Daar kijken we nu van op, maar daar ligt wel de oorsprong van waarom we überhaupt achternamen hebben. Een boom heet een boom en een berg is een berg, maar alleen omdat we zo onderscheid tussen beide kunnen maken. Iedereen in dat Ierse dorp wist over wie je het had als je Kennedy ter sprake bracht. Het was die man met die rare kop, een efficiënte manier van communiceren. Voor het gemak noemde je z’n vrouw en kinderen ook Kennedy.

In Rusland deden ze dat net zo. Een vetzak heette daar een tolstoy, en dus ging die familie door het leven als Tolstoy, dik, vet. Iemand in Italië met lelijke nagels had mal chiavelli, en werd aldus Machiavelli. Zo deden ze het al in het oude Rome. Een kerel met een wrat op z’n neus noemde je een cicero, een kikkererwt, en dat deerde de populariteit van meneer Cicero op den duur geenszins. Onder Britse immigranten in Amerika was het niet anders. De vent die ooit betrapt was op plassen in het openbaar werd voor de rest van z’n leven Goldwater genoemd, en dat is tegenwoordig een heel fatsoenlijke achternaam.

JE TWIJFELT? Het is allemaal echt waar. Aanrader: Bill Brysons The Mother Tongue aan, en Yvette Hoytinks studie over Nederlandse namen in Amerika. Vroege emigranten met de naam Gerritsen werden op den duur Garrison, zegt ze, Bakker werd Baker, Konings werd King, en Brusse werd Bruce. Voor voornamen gold hetzelfde: Evert werd Everett, Aaltje Alice, Geesje Jessie, en Leendert werd Leonard of kortweg Leo. Kamp- in je achternaam werd gewoonlijk Camp-. Er is een Hollandse immigrantenfamilie uit Drenthe die Kamping heette, en dat is nu Camping. Campbell niet, dat is oud Engels, die kwamen niet uit Amsterdam. Een campbell was een crooked mouth.

Dat geslacht begon met iemand met een scheve bek.