ENGLISH

 

AMERIKANEN eten jaarlijks 40 miljoen appeltaarten. Met dank aan de Nederlanders die ze importeerden.

In zowat elke supermarkt vind je ‘Dutch apple pie’, met kruimels bovenop. Dat is niet de echte, loeit Martha Stewart die weet waar ze het over heeft. Unilever in Rotterdam ontdekte Martha toen ze 15 was, en omgekeerd ontdekte miss Stewart aldus ook Nederland. ‘Appeltaart’ noemt ze haar recept, gespeld in het Nederlands. Taart met repen deeg erover.

De straten in Amsterdam geurden in de gouden eeuw naar appeltaart, schreef Russell Shorto in zijn boek over Mokums rol in Manhattan, en daar is afdoende bewijs voor. Pieter de Hooch maakte in 1663 een penseelfoto van een vrouw die appels zit te schillen, Cornelis Bisschop en Reinier Hals deden dat even later ook. Appels werden moes, of ze werden een taart. Taartenschilder Willem Claesz liet in 1631 met bramen en stukjes appel zien hoe ze zulke taarten maakten, met een laagje deeg erbovenop.

Zodra de boekdrukkunst was uitgevonden, was het Heel Holland Bakt geblazen: het “Notabel Boecxken van Cokeryen” bevatte al in 1514 een appeltaartrecept, en tegen de tijd dat een eeuw later duizenden Hollanders naar Amerika emigreerden, namen ze het mee. Welcome to America – waar geen appelbomen groeiden. Die moesten eerst door de Hollanders worden geplant.

“AS AMERICAN as apple pie,” luidt een gezegde dat aangeeft hoe Amerikaans het Hollandse recept sindsdien is geworden. Maar daar hoort een kanttekening bij. Als je twee stapels taart voor Amerikanen neerzet, kleine taartjes en grote, en je vraagt naar hun voorkeur, dan zijn bij de kleintjes kersen en pecans veruit favoriet, en appel komt op de vijfde plaats. Maar bij de grote taarten wint appel, met kop en schouders.

Waarom? Kleine taartjes eet je zelf op, in je eentje. Maar de grote moet je delen en dan moet je rekening houden met de smaak van anderen. Appel is de tweede keus voor zowat iedereen, en dus de grootste gemene deler. Vandaar die 40 miljoen appeltaarten over de toonbank.

Het appeltaartenpoldermodel.

Willem Claesz’s appeltaart, 1631.