JE ZAL maar een kat zijn in Engeland, en het is 1939. De oorlog stond op uitbreken, en het eten ging op rantsoen. De regering zei dat de mensen hun honden en poezen moesten laten afmaken. Dan zou niemand in de verleiding komen om hun gerantsoeneerde eten met hun huisdier te delen. En verdomd, de oorlog brak uit, en in die eerste week alleen al gingen 400.000 Engelse honden en katten naar hun grootje. In totaal werden bijna een miljoen huisdieren afgemaakt. Op last van de prime minister.
Tijdens de hongerwinter aten mensen in Amsterdam tulpenbollen, aardappelschillen en poezenvlees. Aanvankelijk dachten de meesten dat ze konijnenvlees kregen voorgeschoteld, maar dat was al gauw niet zo. Dan kon de slager geen konijn meer vinden en dan slachtte hij in plaats daarvan een poes. Wij katten lijken zonder huid enigszins op een konijn. Dan hakten ze onze kop eraf, en dan kon je het verschil haast niet zien.
Nederland heeft daar een uitdrukking aan overgehouden. Dan zei de slager dat ie een gevild konijn in de zak had gestopt, maar in werkelijkheid was het een kat. En de koper kocht dan “een kat in de zak”.
Je kan het verschil proeven. Wij smaken taai en weeïg. Je hebt meer aan ons als we levend zijn. Dat snapte mijn voorganger, president Roosevelt. Hij stond toe dat een paar duizend poezen mee mochten op de marineschepen. De bemanning joeg op U-boten. Wij joegen op muizen.
* VanderBus verliet op de leeftijd van zes weken de ouderlijke woning en ging op jacht naar een stadsbus in Maine. Hij ving de bus. Dat kostte hem één oog, maar hij oogstte een staand applaus van de omstanders. VanderBus, sindsdien burgemeester van Bicker Hollow, doet mee aan de verkiezingen voor het presidentschap van Amerika.