**Frank Haas, Kieron Vandenburg, Ray en Virgil Sanders, Frank Snijder.
Misschien wel Amerika’s beroemdste monument, Mount Rushmore. Genoemd naar een New Yorker die als toerist naar South Dakota kwam en vroeg hoe de streek heette. “Heeft geen naam,” zei een local, “hoe heet jij?” Charlie Rushmore, zei de man. “Okay, dan is dat voortaan de naam.”
Dat was voordat ze Hollanders huurden om vier koppen uit de berg te hakken.
**Fred Pulver, Bert Ham, Karel en Ernst Linde, Eddie Anton, Elmer Beuck, R. Coen.
Namen die niemand zich meer herinnert. Mannen die moesten kunnen klimmen en klauteren zonder vrees.
Foto’s van Rushmore zijn bijna altijd bedrieglijk. Het lijkt kleiner en lager dan het in werkelijkheid is. Het is hoog, steil, imposant. Elke dag een ladder van 700 treden op, en ook weer af. Urenlang in een klimtuig aan een kabel van slechts één cm dik, een bootsmanstoel. Bikken. 14 jaar lang hakken en schuren, tussen 1927 en 1941.
**Dutch Coon, spreek uit: Koen, Alex Denke, Hugo Hein, John Hendricks, Albert Holland, Karel Kersten.
Anonieme van origine Nederlanders die vier staatshoofden uit de bergwand tevoorschijn vochten. President Coolidge kwam in ’27 in South Dakota overzomeren, en zei nee tegen het aanbod om hem op te nemen in het kwartet, vond zichzelf niet belangrijk genoeg. Theodore Roosevelt verving hem, een van de twee presidenten op Mt. Rushmore van Nederlandse afkomst. Hij uit Oud-Vossemeer, Abraham Lincoln uit Hoorn. De andere twee zijn Washington en Jefferson.
**Dickie Meiners, eigenlijk Richard.
Beitelde en kerfde ook mee. Hoofdredacteur Willem Meiners van De Daily Dutchman weet van huis uit niks van hem. Acht dollar per dag kregen Dickie en z’n Hollandse kornuiten, tachtig cent per uur.
In ruil daarvoor bouwden ze iets onsterfelijks.
* Een oog tevoorschijn beitelen in een bootsmanstoeltje.